GERECHTIGHEID

Als ik voor het stoplicht in Maastricht sta te wachten, komt er naast me een open sportwagen tot stilstand. De man achter het stuur, een ruime veertiger, is qua uiterlijk en kleding exact op zijn wagen afgestemd. Hij draagt een colbert met een ruitje, waarin op subtiele wijze de flessengroene kleur van de auto terug komt. Daarboven een sjaaltje dat op sublieme wijze combineert met het colbert, en een zonnebril van een ongetwijfeld duur merk, terwijl zijn handen gestoken in auto-handschoentjes rusten op zijn met leer beklede stuur.
Terwijl hij regelmatig in zijn auto spiegel kijkt of zijn haar nog wel goed zit, laat hij met tussenpozen zijn motor flink loeien. Of hij hiermee zijn ongeduld tot uitdrukking wil brengen? Wat overigens weinig zin heeft, want de weg door Maastricht kent een groene golf, dus van opschieten kan geen sprake zijn. Of dat hij op die manier de aandacht naar zich wil trekken, is niet helemaal duidelijk. Een andere reden zou nog kunnen zijn dat hij bang is, dat zijn motor afslaat, maar dat lijkt me in dit geval niet echt aannemelijk.
In dit soort gevallen probeer ik me altijd te verplaatsen in de denkwereld van een ander.
Als dat niet lukt, dan ga ik over tot een uitvoerige zelfanalyse. Is mijn opkomende ergernis misschien te wijten aan jaloezie? Zou ik graag zelf in die sportauto willen zitten? Zou ik het in mijn ogen nogal lullige autootje, waar ik momenteel in rijd, met hem willen ruilen.
Pas als ik op al deze vragen nee heb kunnen antwoorden, durf ik me volledig over te geven aan de vooroordelen die mij helaas niet vreemd zijn.
Het stoplicht is inmiddels groen geworden en in een rustige tempo, afgedwongen door de groene golf, rijden we door de stad. De sportwagen zie ik niet meer, want mijn rijbaan is nèt iets sneller. Wel hoor ik regelmatig een ongeduldig grommend geluid achter me.
Als we Maastricht verlaten hebben, wordt er een wegversmalling aangekondigd. Zoals gebruikelijk wordt ik nog snel even door een paar auto’s ingehaald, die graag als eerste van deze versmalling gebruik willen maken.
Precies op het moment, dat de weg tot één rijbaan wordt teruggebracht, word ik door de sportwagen ingehaald. Door te remmen en mijn stuur naar rechts te draaien, kan ik ternauwernood een aanrijding voorkomen.
Als ik even later gewoontegetrouw bij een benzinestation parkeer voor de laatste plaspauze op Nederlandse grond, staat daar de sportauto. De chauffeur is nergens te bekennen, maar even later staan we gebroederlijk naast elkaar in het herentoilet.
Even overweeg ik de man op zijn rijgedrag aan te spreken, maar de ambiance en de toch wat intieme situatie waarin we op dat moment verkeren, weerhoudt me daarvan.
Bovendien blijkt het lot, of misschien wel een hogere macht, me gunstig gezind, want op het zelfde moment klettert de dure zonnebril die de man in zijn haar had gestoken in het urinoir. “Shit,shit,shit!!!!”, hoor ik naast me, gevolgd door een hoop gerommel.
Het moet geen pretje zijn je zonnebril uit zo’n vies toilet te moeten vissen. Temeer daar het nog zo’n ouderwetse is, dat zich met water vult.
Als ik even later naar buiten ga, is de man, met opgestroopte mouwen, druk doende zijn bril en handen in een wasbakje te reinigen. Met een vriendelijk:”Goedendag” neem ik afscheid.
Wat is het toch een troostrijke gedachte, dat er nog gerechtigheid in deze wereld is, ook al kun je er niet altijd getuige van zijn.

DE CAMPING

Bij ons in het dorp is een camping.
Op een mooie zomeravond willen we daar nog wel eens op het terrasje gaan zitten. Het leuke van die plek is, dat je daar ‘s avonds, zo tussen zeven en acht uur, een stroom van hoofdzakelijk mannen voorbij ziet komen met afwas teiltjes en/of kinderen in hun armen.
Opvallend is dat die mannen, zonder uitzondering, een bepaalde houding aannemen. Zo van: "Voor mij is dit dagelijks werk", of: "Mijn vrouw doet dit het hele jaar, dus logisch dat ik ook een keer aan de beurt ben".
Achter die façade schuilt vaak een onzekerheid waaruit blijkt, dat dit voor hen geen dagelijks werk is en ze zich helemaal niet zo op hun gemak voelen. Door een achteloze houding aan te nemen en luchtig met hun afwas teiltje te zwaaien, proberen ze zo onopvallend mogelijk langs het terrasje te lopen.
Niet zelden heeft dit tot gevolg dat het vaatwerk op de grond klettert. Als er iets gebroken is, moet dat natuurlijk opgeruimd worden. En kan de betreffende man rekenen op, ongewild langdurige, aandacht en de nodige op- en aanmerkingen van de mensen op het terras.
In het geval van kinderen ligt dat natuurlijk wel even anders. Die kun je natuurlijk moeilijk onopvallend meevoeren. Op weg naar de wasplaats is het dan ook zaak te laten zien, hoe leuk je wel met je kinderen bent.
De 'kijk-mij-nou-toch-eens-leuk-bezig-zijn-vaders' zijn hier ruim vertegenwoordigd.
In de verte zie je ze rustig aan komen lopen, maar zodra ze de aandacht van een meer koppig publiek op zich gericht weten, worden ze de leuke vaders. Ze gaan dan gesprekken aan met hun peuter van drie jaar over een onderwerp, waarvoor toch minstens wel het niveau van een middelbare schoolopleiding is vereist.
Intussen kijken ze om zich heen of iedereen het wel hoort. Wat ook vaak voor komt, is, dat ze wilde spelletjes met hun kind gaan doen. Het kind verandert dan in een vliegmachine; of de vader wordt een gevaarlijk dier, dat het kind zogenaamd steeds wil bijten.
Ook het rondslingeren aan de armpjes is heel gewild. Persoonlijk ben ik altijd bang, dat zo’n kind een armpje wordt af gerukt . Dat schijnt gelukkig maar weinig voor te komen.
Wat wel jammer is, is dat die kinderen in zo’n situatie vaak hun eigen vader vaak niet meer herkennen. En als die vreemde man je dan ook nog gaat wassen, is de boot pas echt aan. Een luid gekrijs breekt los, wat in die holle wasruimte nog extra versterkt wordt.
Dit is meestal het moment waarop we tevreden naar huis terugkeren.